Dit betekent dat we in deze tuin het bodemleven zoveel mogelijk met rust laten (we spitten de aarde dus niet). Onder de grond gebeurt namelijk van alles:

Schimmels en bacteriëen werken samen met het bodemleven (denk aan wormen, torren en zelfs slakken). Zo krijgen de planten het hele jaar rond precies wat ze nodig hebben.

De grond blijft zoveel mogelijk bedekt, zelfs als het lijkt dat dit ‘onkruid’ is. Vele insecten leven van zogenaamde ‘Waardplanten‘. Bijv. de Atalanta Vlinder is afhankelijk van de Brandnetel, dit is dus géén onkruid. Brandnetels nemen ook stikstof op uit de bodem, waarvan vaak een overschot is.

‘Pioneersplanten’ komen nooit zomaar ergens, ze maken de bodem ‘gebruiksklaar’ voor de volgende generatie planten. Paardenbloemen bijv. zijn heel nuttige planten. Als die opkomen, betekent het dat je bodem ’te dicht’ is. Zij maken met hun lange wortels de grond lekker los en vormen als eerste stuifmeel voor de overwinterende Bijen en Hommels in het voorjaar. Voor de mens kan het eten van Paardenbloemblad na een lange winter alle opgebouwde tekorten aan mineralen en vitamines weer aanvullen.

In de winter laten we zoveel mogelijk tuinresten liggen. Vele insecten overwinteren in het afgestorven materiaal en leggen hun eieren erin (zie het als kraamkamers). We ‘Mulchen’ daarnaast de tuin. Dit houdt in dat we de bodem bedekken met een laagje bladeren.

Mulchen